door Erik Seghers
Gisterenochtend was het voor de fietsers onder ons een ware thriller.
Buienradars werden massaal en obsessief geraadpleegd—alsof we met genoeg klikken de regen konden wegduwen. Het was een dans van bed uit, bed in, gevolgd door onvermijdelijk het bed uit! Op tafel zitten als strategen, turend naar buiten alsof we het weer konden onderhandelen. Maar diep vanbinnen wisten we het al: die regen zou ons straks genadeloos treffen, zonder pardon, zonder paraplu, en met de grijns van Moeder Natuur die duidelijk zei: “Succes hé!”

De gravelrit van OAB was een waar epos, meesterlijk opgebouwd alsof Spielberg himself het parcours had uitgetekend.
Deze ochtend daarentegen: geen drama, geen twijfel, gewoon opstaan en vertrekken. De zon straalde alsof ze ons persoonlijk wilde feliciteren met onze keuze voor de fiets. In zomertenue trokken we richting Kalfort, fris, fruitig en licht overdreven zelfverzekerd.
Behalve Merckx. Die had duidelijk een seizoen update gemist en verscheen in volle winteruitrusting, klaar voor een expeditie naar Antarctica.
Het eerste deel van de 28-koppige formatie was al vertrokken, strak in het gelid. De treuzelaars? Die hadden het vlaggen. Ze moesten meteen alle registers opentrekken—alsof ze de Ronde van Frankrijk inhaalden op een bakfiets.
Marc V. begon de rit vooraan, maar gleed al snel stilletjes naar de achterhoede.
Was hij daar om zijn nieuwe Specialized te showen, of waren dit de eerste tekenen van een “ik had beter in bed gebleven”-dag?
Ons Els was ook van de partij. Had ze haar legendarische vorm van weleer teruggevonden, of kwam ze gewoon haar parcoursbouwer persoonlijk feliciteren met het meesterwerk?
Ter hoogte van Ternat gebeurde het onverklaarbare: 80% van het peloton ging plots vol in de remmen en dook de graskant in.
Wat was er aan de hand? Een obstakel? Een wild zwijn? Nee hoor—misschien gewoon een collectieve poging om nog wat extra gewicht kwijt te raken voor de aankomende hellingen. De spanning was te snijden, de logica ver te zoeken.
Na deze mysterieuze graskant-manoeuvre werden de registers opengetrokken en ging het tempo de hoogte in alsof we op de vlucht waren voor een regenbui die er niet was. De heuvels volgden elkaar op als afleveringen van een spannende serie.
In Eigenbrakel werd een korte stop ingelast. Boven op de berg stond een reusachtige Leeuw, majestueus en… met zijn achterste naar ons toe. Uiteraard konden we het niet laten om daar een groepsfoto te nemen. De Leeuw had niets door, de wind zat in ons voordeel, en wij voelden ons even koning van de racefiets.

De overwinning van de monarchieën was binnen, maar onze rit zat nog niet eens aan de helft.
Zelfde hellingen, andere vergezichten—alsof het landschap een nieuwe outfit had aangetrokken.
Aan het station van La Hulpe werd het terras geopend alsof we VIP’s waren op een wielerfestival. Dorstig, half verslagen en met zonnebrillen die de vermoeidheid moesten verbergen, dronken we ons nog wat moed in voor het vervolg.
Via Duisburg richting Tervuren, waar de Willy nog steeds rondreed met een drinkbus die met een schoenveter aan zijn kader hing. Die veter hadden we ergens onderweg gevonden—mogelijk van een wandelaar die het opgaf en zijn schoenen achterliet als offer aan de racefietsgoden
.

Bij de splitsing van de brug en het bos van Tervuren werd het peloton plots herleid tot één compact hoopje miserie.
Alle remmen dicht—leve de schijfremmen! Het leek even alsof we een flashmob deden, maar dan zonder choreografie.
Na een idyllisch padje door de bossen kwamen we aan het rondpunt van Tervuren, waar de Bandudu Water Jazz Band stond te blinken in de fontein. Links van ons stond een reusachtige Afrikaanse olifant, ogenschijnlijk uitgeput van het toekijken.
We zochten de vlucht naar Sterrenbeek via Skyes, terwijl vliegtuigen boven ons neerdaalden alsof ze ons wilden aanmoedigen. Wij spurt(t)en verder, het tempo vloog vooruit. Sommigen hadden de hellingzone overleefd dankzij helpende, duwende handen—een soort mobiele hulplijn op twee wielen.
Maar ter hoogte van Steenokkerzeel werd het weer een optrekpartij te veel voor Geert. “Laat maar lopen,” beval hij de Erwinator.
In de buurt van Hombeek haalden Jelle en Erwin nog even een zware elektrische fiets uit de gracht. De vrouw lag er gelukkig nog goed bij—de fiets had duidelijk meer geleden dan zij.
Zware benen na de OAB-rit—waren het de grondwerkersbenen, de gravelklimmersbenen, of gewoon te veel worsten op de barbecue?
Er werden allerlei verklaringen geopperd voor de iets minder frisse benen op The Day After.
Moe maar voldaan zagen we de eindmeet naderen, alsof we een pelgrimstocht hadden volbracht.
Tom V., een dikke merci om ons dit verborgen stukje paradijs aan de Brusselse rand te laten ontdekken.
We kwamen, we zagen, we fietsten… en we zullen het morgen voelen.










